Column: Data versus intuïtie

In het onderwijs kennen we ze allemaal: de ‘data-nerds’ die blind varen op cijfers en de ‘gevoelsmensen’ die blind varen op intuïtie. De data-nerd kan omschreven worden als een ietwat stoffig type, met een bril op het puntje van zijn/haar neus, altijd met zijn/haar neus in de boeken en gek op statistiek. Het gevoelsmens daarentegen lijkt een beetje te zijn blijven steken in het verleden, wordt vaak omschreven als zweverig en heeft het altijd over zijn/haar intuïtie en gevoelens.

Nu bestaat de wereld natuurlijk niet alleen maar uit pure data-nerds en pure gevoelsmensen en zien zij er zeker niet (altijd) uit zoals hierboven beschreven. Echter, mensen hebben vaak wel een voorkeur voor data of intuïtie. Deels heeft dit te maken met een vaak te beperkte definitie van data. Data dat zijn cijfers en de werkelijkheid kan nooit in cijfers gevat worden. Nu hanteer ik zelf een bredere definitie van data dan alleen cijfers. Het kan ook gaan om kwalitatieve data, zoals observaties van lessen, interviews met leerlingen en focusgroepen met ouders. Bij data gaat het om alle gegevens over de school, zolang deze maar systematisch verzameld zijn.

Echter, zelfs als we uitgaan van deze brede definitie dan geloven veel mensen nog steeds liever in hun eigen intuïtie dan in data. Data kunnen je namelijk niet direct vertellen wat de oplossing is voor je problemen. Dit klopt. Tevens wordt gesteld dat intuïtie is gebaseerd op vaak jarenlange ervaring en kennis van mensen. Dit klopt ook. Echter, intuïtie omvat ook een zekere mate van bias: we zijn geneigd om vast te houden aan onze overtuigingen. Als we al data gebruiken, zoeken we data die hierbij aansluiten, die deze overtuigingen bevestigen. 

Waar ik dan ook voor wil pleiten is de combinatie van data met de jarenlange kennis en ervaring van mensen. Op één van de scholen waar we gewerkt hebben waren bijvoorbeeld de wiskunderesultaten in de brugklas onder de maat. De docenten waren ervan overtuigd (intuïtie) dat dit kwam door een gebrek aan taalvaardigheden bij de leerlingen. Wiskunde wordt immers steeds taliger. Echter, uit de data bleek dat leerlingen geen moeite hadden met het maken van verhalende sommen. Vervolgens besloot men om te kijken naar andere deelvaardigheden, met name de rekenvaardigheden. Het bleek dat (bepaalde) leerlingen moeite hadden met het uitrekenen van breuken en percentages (data). 

kim2.jpg

Echter, de data kunnen je niet vertellen hoe je dit geconstateerde probleem kunt verbeteren. Misschien moet de docent de stof anders uitleggen, meer herhalen, andere materialen gebruiken, leerlingen anders groeperen, enz. Om dit te kunnen bepalen kan de jarenlange ervaring en kennis van de (wiskunde) docent heel belangrijk zijn. Na het nemen van verbeteringsmaatregelen kunnen data je wel weer vertellen of je maatregelen effectief waren, het probleem opgelost is en het doel bereikt is. Kortom, het gaat niet om data versus intuïtie, maar om data gecombineerd met intuïtie. 
Kim Schildkamp, email: k.schildkamp@utwente.nl, Twitter: @SchildkampKim